Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [133]Toen viel de koning Nebukadnezar op zijn aangezicht, en [134]aanbad Daniel; en hij zeide, dat men hem [met] spijsoffer en liefelijk reukwerk een drankoffer doen zou. 133. Tevoren beval hij dat men Daniel doden zou, vs.13; nu doet hij hem grote eer aan. De natuurlijke mens, aan welke zijde hij valt, kan geen maat houden. 134. Indien hierdoor verstaan wordt, gelijk sommigen gevoelen, een burgerlijke of hoofse eerbied, zo heeft de koning zulks doende niet gezondigd; gelijk ook Daniel niet, zulks toelatende. Het betaamt ons dit gevoelen van den heiligen profeet Daniel te hebben, dat hij alle goddelijke eer heeft geweigerd aan te nemen, veel meer zal hij den koning bestraft hebben, als hij zou gemerkt hebben dat de koning zulks wilde doen. Gelijk de heidenen wel plegen; vergelijk Hand.14:11, enz.